Test 3VMBO Hoofdstuk 2 Licht

Vul het goede woord in

Vul al de gaten en klik daarna op de controlebutton.

In de figuur hieronder staan drie stralenbundels.
Na_H2_stralen.jpg
De evenwijdige lichtbundel is lichtbundel
De convergente lichtbundel is lichtbundel
De divergente lichtbundel is lichtbundel

Hieronder staan een aantal uitspraken. Geef vul telkens in of dit WEL of NIET waar is.
Uitspraak A: Een Bolle lens wordt ook wel een positieve lens genoemd. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak B: Een Holle lens kun je gebruiken als een brandglas. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak C: Door een negatieve lens in een lichtbundel te plaatsen buigen de lichtstralen meer naar elkaar toe Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak D: De lens die stralen het sterkst afbuigt heeft de kleinste brandpuntsafstand. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak E: Bij het maken van een foto kun je de hoeveelheid licht regelen met het diafragma. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak F: Bij het maken van een foto kun je de hoeveelheid licht regelen met de sluitertijd. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak G: Als je verziend bent dan kun je zonder bril de krant nog makkelijk lezen. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak H: Als je bijziend bent dan wordt je door de opticiën geholpen met een negatieve lens in je bril. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak I: Als je een dia rechtop in de projector plaatst komt het beeld ondersteboven op het scherm. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak J: Als je naar een voorwerp kijkt dat in de verte staat dan is de ooglens vrij plat. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak K: Een negatieve lens is in het midden dikker dan aan de randen. Dit is (Wel/Niet) waar.

Wanneer je eerst in de verte kijkt en daarna weer in je boek dan pas je automatisch de sterkte van je ooglens aan. dit noem je .

Als je een dia van een huis hebt dan is het huis op de dia 2,3 cm hoog. Als je deze dia projecteert dan is het beeld van dat huis op het scherm wel 1,38 m hoog. De vergroting is dan .

Sanne heeft een oud fototoestel waarin een filmpje zit. Sanne heeft wel een nieuwe vriend. Deze zet ze op de foto. Haar vriend is 1,80 m lang maar op het negatief (filmpje) is hij slechts 9 mm . Sanne berekent dat de vergroting precies op uit komt.

Op de dia is de vriend van Karlijn 1,2 cm groot. Als de dia's worden met een vergroting van 90x vertoond. Dan is het vriendje van Karlijn op het scherm wel cm groot. dat is meter.

Hieronder zie je een tekening van het oog. De diverse onderdelen zijn genummerd.
Na_H2_oog.jpg
Zet het juiste nummer bij de juiste omschrijving:
Nummer is de lens
Nummer is de voorste oogkamer
Nummer is het netvlies
Nummer is het hoornvlies
Nummer is de pupil
Nummer is het glasachtig lichaam.

In de onderstaande tekening zijn een aantal lichtstralen getekend (de pijlen ontbreken maar dat is nu niet van belang)
Na_H2_con2.jpg
Geef bij de volgende uitspraken aan of deze WEL of NIET waar zijn.

Uitspraak 1: Lichtstraal 1 is één van de constructiestralen. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak 2: Lichtstraal 2 is één van de constructiestralen. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak 3: Lichtstraal 3 is één van de constructiestralen. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak 4: Lichtstraal 4 is één van de constructiestralen. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak 5: Lichtstraal 5 is één van de constructiestralen. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak 6: De vergroting is groter dan 1. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak 7: Rechts van de lens staat een blauwe punt, dit is het Brandpunt. Dit is (Wel/Niet) waar.
Uitspraak 8: Links van de lens staat ook een blauwe punt , dit is ook een Brandpunt. Dit is (Wel/Niet) waar.

Jan heeft een leesbril gekocht bij de kijkshop met lenssterkte +2.
Jan heeft dus bril met lenzen gekocht.
Bertus is bijziend maar Vincent is verziend. Wanneer Jan zijn bril vergeten is kan hij het beste de bril van lenen.